Onze bondgenoten waren ons grootste probleem

 

Stevo Akkerman

 

11/10/14

 

COLUMN Met een bijna laconiek realisme gaf de Amerikaanse schout-bij-nacht John Kirby deze week toe dat de Syrische grensstad Kobani zomaar in handen zou kunnen vallen van Islamitische Staat. De campagne tegen IS is een kwestie van lange adem, zei hij. "Er zullen tegenslagen zijn, er zullen successen zijn, er zullen mislukkingen zijn."

 

 

Het kostte me geen enkele moeite hem te geloven. In de slag om Kobani lijken alle ongerijmdheden van de strijd in het Midden-Oosten te worden samengebald. Hoeveel oorlogen worden er niet uitgevochten binnen deze ene oorlog? Soennieten tegen sjiieten, Assad tegen het Vrije Syrische Leger, Hezbollah tegen de VS, Turken tegen Koerden, Katar tegen Assad, al-Noesra tegen IS, Iran tegen Saoedi-Arabië, de ene helft van Irak tegen de andere, Moskou tegen Washington - ik heb geprobeerd er een schemaatje van te tekenen, maar eindigde met één grote vlek.

 

Het gaat even duren voor deze kluwen ontward is, en dat is niet in de laatste plaats het gevolg van de bemoeienis die Amerika's Arabische vrienden (en ook Turkije) hebben gespeeld bij het opstoken van het islamistische vuur. Het zou fijn zijn als ze ook een rol zouden willen spelen bij het doven ervan.

 

Openhartigheid

In een speech op Harvard University sprak vicepresident Joe Biden, bekend om zijn losse tong, vorige week per ongeluk de waarheid. "Onze bondgenoten waren ons grootste probleem," zei hij, afwijkend van zijn tekst. "De Turken, de Saoediërs, de Emiraten - wat deden ze? Ze smeten honderden miljoenen dollars en duizenden tonnen wapens naar iedereen die maar wilde vechten tegen Assad, maar degenen die werden bevoorraad waren al-Noesra, al-Kaida en extremistische djihadisten uit alle delen van de wereld."

 

Biden, arme man, moest door het stof voor zijn openhartigheid, maar hij had helemaal gelijk. In een lang en gedetailleerd artikel in Foreign Policy beschrijft onderzoekster Elizabeth Dickinson hoe bijvoorbeeld Katar - nu lid van de coalitie tegen IS - een spilfunctie had in het sponsoren van extremisten - alles wat anti-sjiitisch was, werd omhelsd.

 

Katar had 'een hoofdrol bij het destabiliseren van bijna elk probleemgebied in de regio en bij de snelle groei van radicale en djihadistische groepen', aldus Dickinson. Ze beschrijft de vijf-sterren-hotels van Doha als het toneel van schimmige ontmoetingen, waar rebellen uit alle windhoeken - nerveus drinkend van hun hete thee - wachten op de toezegging van nog meer steun.

 

Sjeiks en prinsen

Salafistische predikers uit Koeweit, Katar en Saoedi-Arabië, sommigen openlijke bewonderaars van Osama bin Laden, werd geen strobreed in de weg gelegd bij het fondsenwerven voor de djihad in Syrië, totdat de heilige strijders zich begonnen te ontpoppen tot dermate barbaarse lieden dat het hun beschermheren in verlegenheid bracht. En meer dan dat.

 

Niet alleen werden de sjeiks en prinsen door IS in hun hemd gezet, ze realiseerden zich plotseling ook dat zijzelf een volgend doelwit van de extremisten konden vormen - met Saoedi-Arabië, land van Mekka en Medina, als hoofdprijs. Vandaar hun bereidheid samen met de Amerikanen bommen te gooien op het monster dat ze zelf mede hebben gecreëerd.

 

Maar bommen zijn niet genoeg. De Arabische heersers zullen zich moeten afvragen hoe lang ze het salafisme in hun eigen gelederen nog willen blijven aanmoedigen. IS zet hen voor het blok, zoals al-Kaida ook al deed. Ze gebruiken het islamisme gretig om hun macht van een geestelijk tintje te voorzien, maar ooit keert het zich tegen hen.