Een olifant wint het niet van muskieten

 

Hans Goslinga

 

12/10/14

 

COLUMN Een van de oudste stukken in het archief in mijn hoofd is een column van de Amerikaanse journalist Walter Lippmann (1889-1974) onder de kop 'Een olifant kan het niet winnen van muskieten'. Het dateert van 1967 en gaat over de Vietnam-oorlog. Lippmann, in zijn dagen een gezaghebbend politiek commentator, voorspelt hierin dat de grootste militaire macht ter wereld het niet gaat redden tegen de guerrilla's van de Vietcong, het Vietnamese bevrijdingsfront. Waarom? 'Niet omdat de muskieten bovenmatig dapper of fanatiek zijn, maar omdat een zwerm muskieten zich nu eenmaal niet overgeeft aan een olifant'.

 

Vanwege dit krachtige, haast mythische beeld heeft de column moeiteloos een halve eeuw in mijn geheugen overleefd. De vraag is of Lippmanns waarnemingen nog betekenis hebben, nu de Amerikanen het opnieuw opnemen tegen een tegenstander ver van huis, die naar vuurkracht gemeten veel zwakker is, maar vooralsnog moeilijk grijpbaar en ideologisch sterk gedreven.

 

Vergelijken is hachelijk. Toch wierpen deze week in de New York Times twee experts de vraag op of de oorlog tegen Islamitische Staat 'het Vietnam van Obama' wordt.

 

Dynamiek

De Amerikanen voeren de strijd vooralsnog vanuit de lucht, maar de opinie dat bommen alleen onvoldoende effect hebben, laat staan beslissend zijn, wordt breed gedeeld. De druk op de president grondtroepen te sturen neemt daarom toe. En dan is er nog de politieke en militaire dynamiek van de oorlog zelf, die bijna onontkoombaar tot volgende stappen leidt.

 

Kijk alleen al naar de druk vanuit de Tweede Kamer op onze eigen regering om, vanwege de noodsituatie in het Syrisch-Koerdische grensstadje Kobani, het operationele gebied uit te breiden, desnoods zonder volkenrechtelijk mandaat. Hoe relatief ook, gezien de beperkte bijdrage van Nederland, het zegt veel over die dynamiek dat een deel van de Kamer bereid is de recent gemarkeerde vuistregel terzijde te schuiven.

 

Hoe sceptisch hij aanvankelijk ook was over wat Amerika kon bereiken, de toenmalige president Johnson voerde vanaf 1964 de strijd tegen Noord-Vietnam onder leiding van Ho Tsji Minh en de Vietcong drastisch op, eerst met zware bombardementen op de steden Hanoi en Haiphong, al snel gevolgd door de inzet van grondtroepen. Toen Lippmann zijn omineuze column schreef, veronderstelde Johnson nog dat het conventionele militaire overwicht de doorslag zou geven, net als in de voorafgaande wereldoorlogen. Hij breidde het aantal militairen uit tot 180.000, in 1965, en vervolgens tot meer dan een half miljoen, in 1969.

 

Smadelijke aftocht

Lippmann zag de vergissing daarvan in 1967 dus al in. In zijn column schreef hij dat zijn land werd geconfronteerd met 'de verbijsterende ervaring dat we in staat zijn het land van de vijand te vernietigen, maar niet de oorlog kunnen winnen'. Dat was het cruciale verschil met de Tweede Wereldoorlog, waarin de vuurkracht van de geallieerden zowel Duitsland als Japan op de knieën dwong. 'Zelfs als we Hanoi zouden terug bombarderen naar het Stenen Tijdperk, zou het resultaat geen langdurige vrede zijn'. Des te meer schaamde hij zich over de blinde vernietigingskracht van bommen en chemische wapens.

 

De belangrijkste les van de Vietnam-oorlog, nog voordat die in 1975 eindigde in een smadelijke aftocht van de Amerikanen, was volgens Lippmann dat het sterkste land op aarde door het gebruik van zijn superieure militaire kracht onmachtig bleek zijn wil op te leggen aan een volk ver weg. De ervaringen van de interventies in Afghanistan en Irak hebben die conclusie naderhand bevestigd.

 

Zal ook president Obama steeds dieper de oorlog in worden gezogen? Als 'niets doen' geen optie is, zoals politici veelvuldig verklaren, moet de paradoxale consequentie worden aanvaard dat 'iets doen' het begin kan zijn van een slepende oorlog, die in het ongunstigste geval kan verlopen als de strijd tussen de olifant en de muskieten. 'De olifant kan elke muskiet doden die onder zijn poten komt, maar vanuit de moerassen wordt de zwerm steeds weer vernieuwd'.

 

Lippmann was geen pacifist of defaitist. Zijn oogmerk was het publiek te informeren, zodat het politici ter verantwoording kon roepen. Ook als veel pleit voor het opnemen van de wapens, is het zaak de aard van een oorlog te doorgronden en elke stap behoedzaam te wegen. Dat was de boodschap die Lippmann, acht jaar voor het einde van die gruwelijke oorlog, wilde overbrengen.